Er toe doen voor de ander

De economische fase waarin we ons nu bevinden wordt gekenmerkt door waardecreatie: het toevoegen van waarde voor anderen en onszelf. In deze fase die geduid wordt als 'betekeniseconomie' draait het niet om 'meer' maar om 'beter'; daarom wordt ook wel over het 'welzijntijdperk' gesproken.
Wim Schuurmans publiceert zes blogs over de betekenis- en beleveniseconomie. Dit is het tweede deel. Lees hier ook het eerste deel uit de reeks.
Je zou kunnen zeggen dat de betekeniseconomie de volgende fase na de beleveniseconomie is. In de beleveniseconomie stond de beleving en het raken van mensen centraal, in de betekeniseconomie gaat het om de waarde of betekenis die mensen of organisaties toevoegen aan het leven van anderen. Heel simpel gezegd: van het vermaken naar het verrijken. Geven en delen wordt daardoor meer en meer een leidend principe in de maatschappij. De behoefte aan geven en delen komt tot uiting in het gedrag van mensen die online met elkaar verbonden zijn. Zij delen, geven, creëren en werken samen om dingen tot stand te laten komen. Of het nu geld ophalen is voor een medische behandeling van een ziek kind of het samen ontwikkelen van nieuwe diensten, het gebeurt steeds vaker in onlineverbinding. Onderstaand wordt deze ontwikkeling visueel weergegeven.
De overgang naar een nieuwe economie gaat steeds gepaard met een crisis. Crisis staat ook wel voor verandering. Die verandering is nodig om in een nieuwe economie terecht te komen. We bevinden ons momenteel in de vijfde crisis in tweehonderd jaar tijd. Oude banen en oude verdienmodellen worden versneld afgebroken. Nieuwe verdienmodellen worden versneld opgebouwd.
Als we naar de crisis van de jaren tachtig kijken, bij de overgang van de producten- naar de diensteneconomie, kunnen we dit met een concreet voorbeeld duiden. Waar IBM voor de jaren tachtig zijn geld verdiende met de verkoop van IBM-systemen oftewel producten, veranderde het verdienmodel in het leveren van service ofwel een dienst. De klant ging in verhouding meer betalen voor de installatie, service en onderhoud van het product, dan voor het product zelf.
Een voorbeeld van het verschil tussen de alle economische lagen kunnen we duiden aan de hand van wat je betaalt voor een kop koffie. Bij elke stijging op de ladder van economische waarde gaat de prijs fors omhoog. Verkopers van koffiebonen (grondstof) krijgen omgerekend circa 0,2 eurocent voor een kop koffie, verkopers van een pak filterkoffie (product) krijgen 10 cent voor een kop koffie, in een lunchroom (dienst) betaal je al gauw 2,5 euro voor een kop koffie, op het San Marcoplein in Italië met een mooi uitzicht op een zonnige dag betaal je voor dezelfde kop koffie 15 euro. De klant betaalt niet voor het product of de dienst maar voor de beleving.